Soms kan het voelen alsof je steeds maar tegen muren aanloopt en niets gaat zoals jij wil. Om het met de Monopoly-metafoor te zeggen: je bent al na drie rondjes failliet, terwijl je medespelers hotels bouwen alsof het niets is.
Het grote voordeel van Monopoly: het spel is op een gegeven moment voorbij. En de volgende keer dat je het speelt, ben jij misschien wel degene die makkelijk allemaal geld bij elkaar schraapt. Je kan altijd een nieuw potje beginnen. En ook al is het in het leven niet altijd zo makkelijk, je kan soms wel bepaalde beslissingen nemen en andere keuzes maken.
Wat ook een punt is bij Monopoly, is dat degene die het beste lijkt te spelen, misschien wel stiekem valsspeelt. De buurman in het echte leven die zo gelukkig lijkt, heeft misschien wel allerlei problemen die hij niet met je deelt. Van buiten lijkt het alsof hij geen zorgen heeft, terwijl hij vanbinnen toch aardig bezorgd is over allerlei zaken.
Je kunt nooit zien hoe een ander er daadwerkelijk voor staat. En dat is lastig te zien als je zelf wat in de put zit. Maar ooit wordt er ergens weer een nieuw spel gestart, en opnieuw met een dobbelsteen gegooid. En wie weet heb jij dan eens al het geluk.
Daarover gaat dit gedicht:
Het leven is net Monopoly,
oneerlijk, saai en hard.
Iedereen heeft goede straten,
en jij komt niet eens langs Start.