Tijd is een raar begrip. Je weet nooit hoeveel je er nog van hebt. De ene dag lijkt het heel snel te gaan, de volgende kruipen de wijzers van de klok zo traag als een slak vooruit. De een gaat er heel nonchalant mee om, de ander is er altijd mee bezig.
Hoe je er ook naar kijkt, het feit blijft dat er voor niemand een onuitputtelijke hoeveelheid tijd is. Eens raakt het ‘op’. En dat betekent dat je er waarschijnlijk zuinig mee om wilt gaan.
Maar je kunt ook te zuinig zijn. Net als met de koekjes die ik ooit van iemand kreeg als souvenir, waar ik niet aan wilde beginnen omdat ik ze zo speciaal vond en uiteindelijk heb moeten weggooien omdat ik de verpakking nooit had uitgepakt, moet je met tijd ook weten wanneer je ergens aan begint.
Je kunt plannen of uitstellen tot je een ons weegt, maar eens moet je eraan beginnen, tenzij je liever voor altijd blijft denken: maar wat nou als ik het toch had gedaan…
Je kunt uiteindelijk maar beter spijt hebben van de dingen die je hebt gedaan, dan van de dingen die je niet hebt gedaan, zeggen ze altijd. En ook al is het een beetje clichématig, er zit zeker wel een waarheid in.
Dat is de boodschap achter dit gedicht:
Aan de wijzers van de klok,
is nog nooit iemand ontkomen.
Dus waag af en toe een gok,
en durf te kiezen voor je dromen.
Je merkt pas hoeveel je op de klok – horloge kijkt, als je horloge vergeten bent om te doen. Voelt
soms als een ramp… Ik ben best al op jaren en denk soms wel eens hoe lang nog heb ik de tijd om op de tijd te letten…. (bijna 84…) Ik wil nog graag heel lang op de klok kijken…
Dit is helemaal waar, de tijd ontgaat niemand, zo wil ik nog een boek schrijven, waar ik al aan begonnen ben, ik weet ook hoe het verdergaat, maar de tijd ervoor nemen is nog lastig, maar als ik dit gedicht lees is dat een mooie reminder om dat wel te doen en er tijd voor vrij te maken.