Hoewel ik iemand ben die best van discussiëren houd, meng ik me meestal niet in maatschappelijke discussies. Of het nu gaat om zwarte piet, het koningslied of bootvluchtelingen, ik aanschouw, ik neem het in me op, maar ik meng me er liever niet in. Niet omdat ik niet geïnteresseerd ben, in tegendeel, alleen maatschappelijke discussies lijken, vooral dankzij internet, tegenwoordig steeds meer op een schoolpleinruzie. Het begint heel klein, en al snel staan er twee groepen tegenover elkaar te brullen en niemand luistert meer naar elkaar. Dat is bij de ramp met de bootvluchtelingen niet anders, iedereen vindt iets, niemand luistert.
Wat ik heel lastig vind aan die discussie, is dat er een kleine groep mensen, die naar mijn mening niet representatief zijn voor waar wij in Nederland voor staan, iets heel erg lelijks heeft geroepen op Facebook, waarop een golf van verontwaardiging door ons land ging. ‘Juichen als er mensen omkomen, schaam je’. Ik snap dat wel, maar eigenlijk is dat contraproductief. Want door massaal op de uitlatingen van een paar gekken te reageren, vestig je juist de aandacht op iets dat geen aandacht verdient: de mening van een gek. Zo’n mening kun je veel beter laten uitgaan als een nachtkaars, in plaats van er een bosbrand van te maken door constant olie op het vuur te gooien. Daarbij is het andere ‘kamp’ natuurlijk ook wel dubieus. Hard roepen: ‘dit kan niet, dit is een schande, hier moeten we iets aan doen’, om vervolgens lekker op de bank naar Linda de Mol te zitten kijken.
Schrikbarende reacties
Toch zijn dat niet de dingen waar ik me het meest aan stoor, dat gedrag is best logisch. Waar ik echter wél in toenemende mate verdrietig van word, is de haat en woede die ik overal om me heen bespeur. En écht niet alleen als het gaat om zaken die draaien op leven of dood. Zo is er gisteren bijvoorbeeld iets gebeurd in dat programma met Linda de Mol, er heeft iemand gewonnen die verbonden is aan de sponsor van het programma. Superonhandig natuurlijk, ervan uitgaande dat er geen opzet in het spel is. Maar de reacties die je leest, daar schrik je echt van. ‘Het is een schande, ik ben woest, dit is doorgestoken kaart, dit kán niet’. Weet je wát niet kan? Genocide. Maar we hebben het hier over een televisiespelletje.
Of om dat koningslied uit 2013 nog maar eens aan te halen. Ik vond het best een tof lied, over smaak valt niet te twisten. Maar Nederland vond het wederom een ‘schande’, ze ‘schaamden zich dood’ voor het lied, en de schrijver, John Ewbank, werd zelfs met de dood bedreigd. Om een liedje. Een liedje! Het zijn maar twee voorbeelden, maar het valt me zo op de laatste tijd. Of je nu in de trein zit, over straat loopt, op internet surft, mensen zijn boos. Boos en bang, en zelfs de kleinste situatie lijkt te kunnen exploderen tot iets dat totaal niets meer met de oorsprong te maken heeft, een vuur van haat, gevoed door angst. Dat maakt me oprecht verdrietig. Want waar is de liefde? Hij is er nog wel degelijk. Soms zie je iets voorbij komen, op internet of op het journaal, waardoor je vertrouwen in de mensheid weer even is hersteld. We kunnen het nog, we zijn nog mensen.
Boos in de trein
Ik zat eergisteren in de trein en er zat een mevrouw tegenover me, ze keek me nogal boos aan. Zonder het in de gaten te hebben, keek ik norsig terug, wat had ík haar misdaan? Op dat moment kreeg ik een bericht van Facebook, iemand had gereageerd op mijn gedicht van die dag. Ik las de reactie, en mijn oog viel op het gedicht: ‘De wereld beter maken begint ontzettend klein. Wees aardig voor je naasten, hoe moeilijk kan het zijn?’. Ik voelde me stom. Mijn eigen gedicht, en ik had een wildvreemde een norse blik toegeworpen. Lekker voorbeeld. Maar het was nog niet te laat, zoals het vrijwel nooit te laat is. Ik zocht oogcontact, en ik wierp de nog altijd bozige mevrouw een glimlach toe. Haar hele houding veranderde per direct, en ik kreeg een glimlach terug. De glimlach veranderde in een opmerking, en de opmerking in een heerlijk gesprek met een wildvreemde.
En daar begint het volgens mij. Wat meer lachen naar elkaar. Op straat, in de trein, en online. Want serieus, als we onze vriendelijkheid niet eens meer hebben, wat hebben we dan nog over?