Martine en ik wonen alweer een paar jaar in een fijn huisje, op een steenworp afstand van Robin z’n school. De wijk is groen, schoon, er rijden geen auto’s, oftewel alles is perfect. Alleen tja, die búren. Wie ons op Facebook heeft, heeft ongetwijfeld wel eens een paar wanhopige berichten voorbij zien komen.
Aan de ene kant van ons huis hebben we hele lieve buren, we begroeten elkaar vriendelijk, vragen af en toe of de kinderen niet te luid zijn, zij vragen ons of we last hebben van de hond. We vieren geen sinterklaas met ze, maar we wonen gezellig naast elkaar, zoals dat hoort. Maar aan de andere kant, mijn god, wat we daar allemaal niet hebben meegemaakt in de paar jaar dat we hier wonen. Ruzie, schreeuwen, brullen, gooien met spullen, elkaar de ergste ziektes toewensen, niet alleen binnen, maar ook gewoon doodleuk over straat. Ik ben niet snel bang, maar als ik ga Googlen of een verdwaalde kogel door onze muren zou kunnen komen, dan weet je dat ik me zorgen maak. Wat hebben die mensen ons woonplezier al vaak vergald.
Politie
Één keer hebben we de politie gebeld. Niet om te klagen, maar omdat we daadwerkelijk het idee hadden dat die twee elkaar aan het afmaken waren naast ons. Het liefst zou ik op zo’n moment aanbellen, maar dit is niet het soort mensen waarbij je dat doet. Volgens mij weten ze dat, want sindsdien wordt er de andere kant op gekeken wanneer we ze op straat tegenkomen. Al met al een zeer onwenselijke situatie. Ik ben geen haatdragend mens, maar ik vind dit geen fijne mensen. Niet alleen omdat ik vind dat er geen enkele reden is om bij elke ruzie de halve oncologie-afdeling te betrekken, maar ook omdat ze niet zuiver op de graat zijn. Een tientje komen halen omdat er wat water is opgespat tijdens het schoonspuiten van de tuin (ik had bést even je auto willen wassen voor je hoor), vragen of je als buurman mee wilt betalen aan een schutting, en liegen over het totaalbedrag, zodat beide buren jouw deel samen hebben betaald (slim, maar wees daar gewoon eerlijk over).
Nee, mijn buren zijn niet mijn favoriete mensen op deze planeet en daar heb ik goede redenen voor. Van de week liepen we de buurvrouw echter tegen het lijf, pal voor het huis. Ze draaide zich om en het eerste dat ze zei was: ‘Sorry dat ik altijd zo schreeuw. Ik heb nu eindelijk de goede antidepressiva gekregen, en het gaat nu een stuk beter’. Mijn maag kromp ineen. Je mag niemand haten, maar de gevoelens die ik deze mensen koesterde, schuurden daar wel tegenaan. En met één opmerking wist ze die negativiteit om te zetten in sympathie. Voor haar, voor haar man die daarmee moet omgaan, maar niet voor ons, niet voor mij. Want wat voelde ik me in één klap een slecht mens.
Het is zó makkelijk om je over te geven aan negatieve gevoelens, zó makkelijk om iemand lekker af te zeiken en voor jezelf te besluiten: die persoon is stom, ik hoef daar geen energie in te steken. Het is makkelijk, maar niet goed.
Dat het goed is
Het is niet zo dat mijn buren nu ineens onderdeel uitmaken van de mensen waarmee ik graag een potje Monopoly ga spelen, maar de opmerking van mijn buurvrouw schudde me wel wakker. Het zijn ook maar mensen die zoeken naar geluk, en ze doen het niet expres. Zo makkelijk om te vergeten en daarom zo belangrijk om te onthouden. Ik voel dan ook de drang om haar een kaartje te sturen en haar te zeggen dat het goed is, en dat ik hoop dat ze het samen redden.
En dat ik mijn tientje terug wil.