Vandaag was de grote dag, de belastingdienst kwam weer eens langs. Mijn boekhouder zegt altijd: maak je toch niet zo druk, het zijn ook maar gewoon mensen met een baan en gevoel. Maar ik ben al dagen niet te genieten, hoofdpijn, spanning en angst, vooral angst. Heb ik er dan zo’n zooitje van gemaakt? Zeker niet, maar er zijn wat fouten gemaakt bij de belastingdienst. Zo had ik vorig jaar nog personeel in dienst waarvoor ik netjes loonbelasting betaalde. Dat zijn ze kwijtgeraakt en moet ik nu telkens opnieuw betalen (waarvan vraag je je dan af). Daarnaast hadden ze al eerder een onderzoek ingesteld, met een bijbehorende naheffing (een flinke). Dus ja ik zie zo’n bezoek van de belastingdienst met angst en beven tegemoet, aangezien we vorig jaar ternauwernood een faillissement hebben weten te voorkomen en net pas weer op de been zijn.
Ik weet het. De belastingdienst is geen slecht bedrijf, maar ik heb zulke slechte ervaringen met ze. Toegeven dat ze fout zitten, maar ondertussen een dwangbevel van de koningin sturen. Ik ben het vertrouwen gewoon kwijt. Daar werd op de deur geklopt. Sinterklaas? Was het maar zo. Het was een man met een cowboyhoed (geen blauwe), die blijkbaar al een tijdje op de deur stond te kloppen. U moest kloppen want de bel doet het niet, wilde ik er eigenlijk uit samson-en-gerten, maar het leek me slimmer van niet. Stond de beste man er al tien minuten en gleed hij ook nog eens bijna uit over ons niet gebalkenende stukje voor ons huis. Fijn begin.
Ik bood de man koffie aan (geleerd van Tine), hij wilde die met melk (oeps, geen melk in huis dus zwart) en hij stelde zich voor aan mijn boekhouder. En dan ga je zitten. Het is allemaal projectie, maar het voelt alsof je een felle lamp in je gezicht krijgt in een stoffig maffiakantoortje van de jaren 50. Er volgen vragen. Vragen waarvan je weet dat het geen gewone vragen zijn, maar vragen om iets te ontdekken. Dan is een open boek zijn heel handig, ik heb niets te verbergen en vertel je alles, met vuurrode wangen. Over wat scrappen is, wat scrapboek.nl was, wat ik doe, en wat ik zou moeten doen. En de man, die onder de cowboyhoed een verrassend glimmend kaal hoofd had verscholen, hoorde het aan. Maar hoe zit dit dan? Maar waarom dit dan? En zus? Maar toch zeker ook zo? Mijn wangen werden roder en het voelde alsof ik steeds dieper zakte in het drijfzand van de ondergang. Ik deed nog een bakkie koffie (zelf bedacht).
Het gesprek duurde anderhalf uur, en hoewel ik niets stiekem doe en niets verberg, leek iedere vraag spannender te zijn. Waar ging dit heen. Welk zwaard van damocles hing boven mijn hoofd? Hoe liep dit af? De man keek me strak aan, daarna keek hij terug naar zijn papieren, waarna hij zei: “Nou, het is me allemaal duidelijk. Het is in orde”.
Wat? Dat was het? De opluchting moet in mijn ogen te zien zijn geweest, want de man keek me ineens met een heel andere blik aan en vroeg op een bijna ouderlijke manier: “Gaat het een beetje met je jongen? Viel het mee?” Op dat moment wilde ik de beste man eigenlijk alleen nog maar een knuffel geven. Niet gedaan, want je knuffelt niet met de belastingdienst. Maar ik voelde de tranen branden achter m’n ogen, simpelweg omdat het voelt als de afsluiting van een heel vervelend hoofdstuk. Maarja, huilen bij de belastingdienst doe je ook niet, dus deed ik het enige andere waar ik goed in ben: kletsen. Ik heb hem álles verteld, van de spanning, van mijn teleurstelling, mijn opluchting, álles.
Plotseling was de man, die binnenkwam als mogelijke boosdoener, veranderd in haast een vertrouwenspersoon. Niet omdat hij mij geen boete heeft opgelegd, maar simpelweg door te hebben gezien wat dit allemaal met me heeft gedaan, en dat uit te spreken. Wat een bijzondere dag. Mijn boekhouder heeft gelijk, het zijn gewoon mensen. En soms hele bijzondere.