Hoofdstuk 3
12 oktober 2004
John kon zich nog helder voor de geest halen hoe ze de uitslag kregen: in een net iets te donkere behandelkamer, inclusief kunststof skelet en prehistorische computer, luisterend naar een monotone stem en starend naar een röntgenfoto van een stel longen waar geen van beiden iets van kon maken. Het hadden net zo goed de longen van de arts kunnen zijn. Als John onder andere omstandigheden de kamer zou zijn binnengelopen, had hij waarschijnlijk gedacht: mooie poster. Maar het was geen poster en het was ook niet zomaar een paar longen. Ze waren van Mary en er zat kanker in. John zag dat de waarheid zijn vrouw net zo trof als de hardheid van het woord zelf.
‘Mevrouw, realiseert u zich wel hoe ziek u bent?’
Mary knikte, maar John herkende de leugen in haar lichaamstaal. Ze had zich al maanden niet goed gevoeld. Het was begonnen met wat keelpijn, die ze had afgedaan als een verkoudheid. Maar de pijn werd erger en al snel hoestte Mary de hele dag door. Ze had verschrikkelijke pijnen in haar been en kon niet meer eten, lopen of slapen. Zitten was het enige wat nog ging, en zelfs dat niet van harte.
Een roker die niet kan stoppen met hoesten, een roker met een onbekende ziekte die langzamerhand de macht greep over het hele lichaam. Alleen twee verliefde mensen die de realiteit niet onder ogen wilden zien, konden dat soort signalen negeren. En verliefd waren John en Mary, na dertig jaar huwelijk misschien zelfs meer dan ooit.
Helaas was er nog iemand die niet had gedacht aan kanker, en dat was Mary’s arts, de man die haar om het leven had gebracht. Tenminste, zo zag John het. Diep vanbinnen wist hij wel dat het hoe dan ook een verloren strijd was geweest, maar het was veel makkelijker om de schuld bij de arts te leggen, want kanker kon je geen rotschop geven.
‘Mevrouw, realiseert u zich wel hoe ziek u bent?’ Alsof je een weduwe vraagt of ze zich wel realiseert hoe eenzaam ze is. Hun zorgvuldig opgebouwde wereld stortte in met de diagnose, maar hoe ziek ze daadwerkelijk was, kon Mary niet bevatten.
Wat de arts had moeten vragen, was: ‘Mevrouw, begrijpt u dat u zeer binnenkort zult sterven en dat u zich de komende drie weken het beste kunt richten op uw afscheid en nabestaanden?’ Misschien, dacht John, hadden ze dan niet die volle drie weken in ontkenning geleefd. Misschien hadden ze dan een kans gehad om enigszins afscheid te nemen.
Hoofdstuk 4
2 mei 1971
‘Doe het dan zelf, als je het allemaal beter weet!’
John sloeg de dikke metalen deur hard achter zich dicht. De klap galmde nog secondenlang door de garage. Vanbinnen kookte hij, maar hij had bewust niet hard geroepen, want het was natuurlijk niet de bedoeling dat Dekker junior het hoorde. John was assertief, niet dom. Hij had zijn baantje hard nodig als hij ooit serieus aan zijn toekomst wilde gaan bouwen. Al was Dekker junior de meest incompetente klootzak van een werkgever die hij ooit had gekend (hoewel hij niet bijster veel vergelijkingsmateriaal had, kon hij dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen), hij was wel degene die hem elke maand zijn salaris betaalde, en dat wilde John graag zo houden. Ooit zeg ik het in zijn gezicht, dacht hij geregeld, maar voorlopig bleef het bij eenzijdige ruzies, die Dekker junior zonder tegenstand dacht te winnen maar die John minuten daarna nog met zichzelf uitvocht.
Moeite met autoriteit had hij niet, maar het feit dat hij zichzelf een slag in de rondte had gewerkt om op te klimmen van eenvoudige magazijnhulp tot volwaardige koerier zorgde ervoor dat hij de kritiek van Dekker junior moeilijk kon verdragen. Junior was vijfentwintig maar nog kletsnat achter de oren, had het bedrijf geërfd van zijn vader en had geen idee wat het koeriersvak inhield. De tweeëntwintigjarige John daarentegen werkte al meer dan zes jaar voor het bedrijf en kende alle facetten van het vak. Hij had het werk altijd met veel plezier gedaan. Eerst op de bakfiets, nadat de oude meneer Dekker hem de kans had gegeven om zichzelf te bewijzen, daarna in zijn inmiddels trouwe oranje bestelbusje waarmee hij het halve land doorkruiste.
De oude meneer Dekker stierf op 26 april 1969. Die datum staat in Johns geheugen gegrift als de dag waarop hij niet alleen zijn mentor verloor, maar ook zijn liefde voor het vak. De jonge en onbezonnen Dekker junior gaf niets om het bedrijf. Hij gaf vooral om het geld dat ermee binnenkwam, en dat kwam het bedrijf niet ten goede. Hoewel Dekkers Delivery Co. twee jaar geleden nog zestien werknemers had geteld, waren er nu nog maar twee in dienst, John en Evan.
‘Is-ie weer bezig?’ Evan gaf John een gemoedelijke klap op zijn schouder.
‘O, hou op man’ antwoordde John terwijl hij een pakketje in de bestelbus legde. ‘Die zak wacht tot mijn dienst erop zit en beweert dan ineens dat ik een pakketje ben vergeten. Ik zeg het je, hij doet het erom!’
Evan glimlachte. ‘Paniekvoetbal, John, allemaal paniekvoetbal. Hij schuift jou de schuld in de schoenen zodat hij je niet hoeft te betalen voor overuren alsof hij daarmee zijn hachje kan redden. Je weet toch hoe hij is?’
‘En of ik dat weet,’ antwoordde John gepikeerd. ‘Echt, die ouwe draait zich om in zijn graf. Zijn hele bedrijf gaat naar de klote!’
Evan was een paar seconden stil. ‘Maar aan ons zal het niet liggen. Kom, ik rijd wel even met je mee, mijn dienst zit er toch op. Is het tenminste gezellig!’
Evan was de enige ter wereld op wie John altijd kon rekenen. Sociale contacten waren niet Johns sterke kant en Evan was tot op heden de enige persoon die daardoorheen wist te prikken. Terwijl John de achterdeuren van de oranje bestelwagen dichtgooide, herinnerde de reflectie in de ruit hem er weer aan wat voor opmerkelijk duo hij en Evan waren. John was volledig gekleed in het zwart, droeg zijn haren in een strakke scheiding en had een bril met gigantische glazen, terwijl Evans kleurrijke persoonlijkheid tot uiting kwam in een felgeel Hawaïoverhemd, een rode broek en een bos haar waar de gemiddelde suikerspin jaloers op zou zijn. Hoe zij ooit vrienden waren geworden, begreep John nog steeds niet, maar het werkte en het klikte, vanaf de allereerste ontmoeting in het magazijn.
‘Waar moet je heen?’
Lees verder…
Wil je een mailtje ontvangen wanneer het nieuwe hoofdstuk online staat? Vul dan hieronder je e-mailadres in. Dat verplicht je tot niets.
BESTEL DE ROMAN DANSEN MET HERINNERINGEN hier en BETAAL GEEN VERZENDKOSTEN!
Mocht je de roman tot nu toe leuk vinden, zou je dat dan willen delen op Facebook en / of Twitter met de knoppen hieronder? Dat zou ik echt enorm op prijs stellen.