Wanneer je een dierbare verliest, dan is dat verdrietig om alle logische redenen. Je mist alle dingen die je samen hebt gedaan en nog samen had willen doen, je mist de warmte van die persoon, de momenten waarop je ongedwongen met elkaar kon kletsen, je mist het lachen, maar je mist ook het samen huilen. En juist dat laatste kan onverwacht hard aankomen.
Want hoeveel verdriet je samen ook te verwerken kreeg, er was altijd die ander waarop je kon leunen, die je weer kon laten lachen. Je had altijd die ander nog. Verdriet is extra groot, wanneer de persoon die je altijd kon troosten, dezelfde persoon is als wie je nu moet missen. Daarover gaat dit gedicht.
Wat ik het allermoeilijkst vind,
aan dit voortdurende gemis,
is dat de enige die me troosten kan,
er nu juist niet meer is.
Troosten – Dichtgedachten #246
Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook