Wanneer ik in een gedicht schrijf dat liefde die je geeft doorgaans terugkomt, dan ben ik de rest van de dag bezig met het beantwoorden van mensen die me willen overtuigen van het tegendeel. En ik snap heel goed hoe dat komt, want je krijgt liefde niet altijd terug, en vaak ook helemaal niet van de personen aan wie je het gegeven hebt.
Ik moet dan denken aan een situatie waarin ik heel veel tijd en energie in iemand heb gestoken, écht heel veel voor iemand heb gedaan en als dank keihard een mes in m’n rug kreeg. Dat zijn momenten dat je denkt: het komt helemaal niet meer terug. Maar de persoon die ik op de rit heb geholpen, heeft daardoor uiteindelijk iemand anders kunnen helpen. Ik had daar zelf niets aan, maar de wetenschap dat liefde linksom of rechtsom wordt doorgegeven, deed me goed.
Liefde komt meestal terug, alleen niet op de manier die je verwacht. Maar je moet wel bereid zijn om het te zien én het willen vangen.
Daarover gaat het volgende gedicht:
Liefde is als een boemerang,
vol vertrouwen en verlangen.
Het komt terug, soms duurt dat lang,
maar je moet wel durven vangen.