Mijn zoontje was laatst enorm gefrustreerd omdat hem iets niet lukte. Hij was boos en verdrietig en wilde ermee stoppen. Ik vroeg hem waarom. ‘Omdat ik het niet kan’, antwoordde hij. ‘Je bedoelt omdat je het nóg niet kunt, toch?’ Hij keek me verbaasd aan.
Ik legde hem uit dat toen hij geboren was, hij weinig anders kon dan eten, slapen, plassen en poepen. Later leerde hij kruipen, en nog later lopen. ‘Kon ik dat gewoon ineens?’vroeg hij, en dat was de vraag waar ik op hoopte. Ik legde hem uit dat hij eerst een flink aantal keer is gevallen, soms zacht, soms heel hard. Eerst heel vaak, toen wat minder, en nu bijna nooit meer. Toen ik vervolgens benadrukte dat, als hij niet zo vaak was gevallen, hij nu nooit zelf ergens naartoe zou kunnen, lichtten zijn ogen op, hij begreep de hint.
Hij pakte de puzzel, en probeerde het opnieuw. Lukte het? Nee, van geen kanten. We zijn nu een week verder, en het is hem nog niet gelukt. Maar hij probeert het elke dag, vol vertrouwen dat het hem gaat lukken. En of je nu 8 bent of 58, dat maakt niet uit. Blijf vallen, blijf struikelen. Wat het ook is dat je wil leren, zorg dat je af en toe flink wat fouten maakt. Zo weet je zeker dat je uiteindelijk ergens komt.
Daarover gaat het volgende gedicht:
Fouten mag je maken,
het is niet dom en niet verkeerd.
Noch een signaal om af te haken,
maar slechts bewijs dat je probeert.