Wanneer we iemand van wie we houden moeten missen, dan ligt de nadruk heel vaak op het feit dat iemand er niet meer is. De pijn en het verdriet zijn soms onverdraaglijk en we kunnen niet wachten tot het minder wordt, en het leven weer enigszins een normale vorm aanneemt. Dat is begrijpelijk, een rouwperiode kan lang en intens zijn, en het verlangen naar licht en lucht heel groot.
Toch is er ook iets moois aan dat verdriet. Ze zeggen vaak dat verdriet slijt, maar daar geloof ik niet zo in. In iets een plekje geven ook niet (plekjes geef je aan meubels). Waar ik wél in geloof is dat iets voorgoed een onderdeel van je wordt, en dat je daar zo goed en zo kwaad als het gaat mee leert leven. Dat geldt voor alle gebeurtenissen in je leven, positieve én negatieve. Wat ik zo mooi vind aan het verdriet dat ik nog altijd ervaar voor de mensen die ik moet missen, is dat juist dit verdriet mij er elke dag nog aan herinnert dat ze in mijn leven zijn geweest. Het gat dat in mijn leven is geslagen destijds, verafschuw ik én ik koester het. Want juist dat gat, juist die emoties, zorgen ervoor dat de persoon die ik moet missen, voor altijd blijft bestaan. Daarover gaat dit gedicht:
Ineens weer moeten lachen,
om iets grappigs dat je zei.
Het besef, dat ook al ben je weg,
je blijft bestaan in mij.
Dit gedicht is ook verkrijgbaar als gedenklichtje:
Inderdaad slijt t niet, en krijgt t geen plekje, je verwerkt het ook niet. Rouwen is nooit af.
Het gemis van een dierbare moet worden verweven in ons leven.