Hoofdstuk 4
Hoewel Hilda stiekem heel blij was dat ze gewoon weer wakker werd in haar eigen bed, was ze minder enthousiast over het plankje boven haar bed, dat ze inmiddels voor de derde keer op rij een kopstoot had gegeven. Instinctief wilde ze Peter een sneer geven, maar dat had uiteraard weinig zin, immers, het was dezelfde dag als gisteren, en die daarvoor. Wát er aan de hand was had Hilda inmiddels wel uitgedokterd, zo ingewikkeld waren haar reisjes naar de hemel en terug nu ook weer niet. Maar waarom? Had ze iets misdaan? Had ze haar leven niet goed genoeg geleefd? Of was dit simpelweg wat iedereen overkwam aan het einde van het leven? Ze had er geen antwoord op en besloot het de volgende keer te vragen. Alhoewel, als het aan Hilda lag, kwam er helemaal geen volgende keer. Ze wist inmiddels dat piano’s en trams haar prima wisten te vinden, dus het enige dat ze hoefde te doen om niet nog een keer naar de hemel gestuurd te worden, was haar dag volledig anders indelen. Zo moeilijk kon dat niet zijn.
Ze keek naar Peter, die zich ronkend op zijn andere zij draaide. Die andere dag kon maar net zo goed direct beginnen, dus ze porde hem in zijn zij.
‘Pst. Peet!’ siste Hilda.
‘Hmgl?’ klonk er uit de spelonken van Peter’s keel.
‘Peet, wat doe jij nou eigenlijk voor werk?’
Mocht ze de dag vandaag toch niet onder de levenden eindigen, dan zou ze ditmaal in ieder geval voorbereid zijn.
‘Hmmmwat?’ klonk het inmiddels al een stukje verstaanbaarders.
‘Wat je precies doet!’
‘Slapen. Althans, dat probeer ik’ en hij draaide zich weer om.
Goed, daar was ook geen diepzinnig gesprek mee te voeren in de vroege ochtend en Hilda vond het wel weer mooi geweest.
Terwijl ze zich aankleedde, bedacht ze zich dat het telkens opnieuw beleven van dezelfde dag niet alleen maar lastig was, maar ook verdraaid veel voordelen had. Zo kon ze voor de rest van haar leven elke dag hetzelfde aantrekken, want niemand zou daar ooit iets van merken. Make-up eraf halen? Niet meer nodig, de volgende ochtend was haar gezicht gewoon weer een blanco canvas. En….wacht eens even? Plotseling kreeg Hilda een gouden ingeving, en ze rende naar beneden. Ze trok de koelkast open, en haalde er een groot stuk chocoladetaart uit. Het was de taart waar ze al een halve week tegenaan had zitten hikken, vanwege vier miljoen calorieën.
Vandaag werd er echter niet gehikt, maar gebikt, en met een vork nam ze grote happen uit de taart. Voor het eerst in haar leven at ze zonder enig schuldgevoel. Óf ze wist deze dag te overleven, en dan had ze in ieder geval met volle teugen genoten van de dag, óf ze legde vandaag weer het loodje, en dan maakte het geen drol uit wat ze gegeten had. Dat doodgaan was een dieet waar Sonja Bakker met haar achterlijke eierkoeken nog een puntje aan kan zuigen, dacht ze opgewekt.
Terwijl Hilda genoot van het gevoel van de mix tussen zachte kruimelige cake en romige chocolademousse op haar tong, dacht ze terug aan haar droom.
Ze was er inmiddels wel van overtuigd dat het geen droom was, maar door te doen alsof kon ze de gebeurtenissen verwerken zonder dat het haar meteen begon te duizelen. Ze dacht aan school. Aan haar opa. Aan meneer Grimbergen en die verschrikkelijke meneer Kalk, die plotseling helemaal niet zo verschrikkelijk meer leek. Sterker nog, uiteindelijk leek hij het beter met haar voor te hebben gehad dan Grimbergen, die het allemaal geen fluit had kunnen schelen, maar ze nam het Kalk nog steeds kwalijk dat hij niet gewoon direct duidelijk tegen haar was geweest, in plaats van zo cryptisch te doen. Het was verdorie Bassie en Adriaan niet!
De vragen van het examen had ze als erg onprettig ervaren, aangezien ze haar dwongen te denken aan alle ellende die ze in haar leven over zich heen had gehad. Zonde, want het was écht niet alleen maar ellende geweest.
Hilda stond op en liep naar de boekenkast naast de televisie. Het was één van de meest lelijke meubelstukken de ze in huis hadden. De boekenkast maakte deel uit van een grote kast uit de tijd dat Ikea nog niet half Nederland lokte met gratis ontbijtjes. Een grote eikenhouten kast, met boekenkasten aan beide zijden, zowel boven als onder aan elkaar bevestigd met planken die dienst deden als, jawel, boekenkast. In het midden was precies genoeg ruimte voor de televisie, die zoveel ruimte had ingenomen dat de kast een stuk van de muur moest worden geplaatst. En omdat het geheel nogal wiebelde, had Peter de kast met metalen beugels vastgemaakt aan de muur. Het was al spuuglelijk geweest toen er nog een joekel van een televisie in stond, maar nu die was vervangen door een flinterdunne flatscreen sloeg het helemaal nergens meer op. Je kon er een compleet stapelbed achter kwijt. Van Ikea, dat dan weer wel.
Uit de kast viste Hilda een groot en zwaar boek, dat ze vervolgens op de keukentafel legde. Het was het fotoboek dat Peter had bijgehouden vanaf de dag dat ze besloten om hun leven samen te slijten. Ze had het altijd een beetje onzinnig gevonden; de hele wereld ging langzaam maar zeker over op digitale fotografie, maar Peter moest en zou hun leven documenteren in een boek. Het was wel een heel mooi boek, dat moest ze toegeven. Extreem ouderwets met van die uitsparingen waarachter je de hoekjes van de foto’s klemde, met tussen elk blad zo’n dun papiertje dat altijd aan je handen bleef plakken en een onmiskenbaar knisperend geluid liet horen tijdens het omslaan. Ze sloeg het ergens in het midden open.
4 mei 2003 stond er netjes onder de foto gekrabbeld. Het was een foto van haar en Peter op de Eiffeltoren. Althans, dat had het moeten zijn, want Peter had zijn duim deels voor de lens gehouden terwijl hij een foto trachtte te maken van het moment. Hij was dan misschien wat ouderwets, maar met het maken van selfies was Peter zijn tijd vér vooruit.