Meneer Kalk leek haar gedachten te kunnen lezen.
‘Vindt u mij onredelijk,’ mevrouw Hel?
‘Hilda! Ik heet Hilda!’ brulde ze. Nouja, in gedachten dan, in werkelijkheid kwam ze niet verder dan een haperend ‘Eh…’
‘U vindt mij onredelijk’.
‘Ja,’ wist Hilda tot haar eigen verbazing (en zichtbaar ook die van meneer Kalk) over haar lippen te krijgen.
‘Helder,’ zei Kalk zonder enige vorm van emotie, waarna hij zijn stoel naar achteren schoof en opstond. Heel even was Hilda bang dat hij haar zou aanvliegen, maar hij draaide zich om en pakte een krijtje van de rand onder het zwartgroenige schoolbord.
‘Zoals ik het zie,’ begon meneer Kalk zijn preek, ‘zijn er twee soorten mensen in de wereld mevrouw Hel’. Hij trok z’n bruine ribbroek wat omhoog, niet omdat hij zo dun was, maar omdat zijn voedselbaby zijn broek altijd naar beneden dwong. Met het witte krijtje tekende hij twee cirkels op het lege schoolbord.
‘Er zijn mensen die altijd pech hebben…’ hij pauzeerde even, om daar vervolgens aan toe te voegen ‘en u bent er van overtuigd dat u tot die groep behoort.’
Dat weet ik wel zeker, dacht Hilda heel dapper in stilte.
‘En dan zijn er de mensen die altijd pech hebben en die zich vol overgave achter die gebeurtenissen verschuilen’.
Hilda voelde haar gezicht warm worden en hoopte vurig dat het niet zichtbaar was.
‘Inderdaad, dat bent u.’
Fanatiek tekende haar oude onderwijzer een klein driehoekje bovenaan het bord en trok van daaruit twee pijlen naar de cirkels daaronder. ‘Dit’ zo wees hij naar het driehoekje, ‘is het leven. En het leven is best kut.’
‘In het leven gaan dingen mis. Fietsbanden gaan lek, je breekt een arm, opa’s gaan dood. Dan heb je wat mij betreft twee keuzes. Je accepteert wat er is gebeurd, en probeert er het beste van te maken of je laat je als slachtoffer op de grond vallen en probeert er uit te slepen wat er uit te slepen valt.’ Kalk zette zijn verhaal kracht bij met een lachend gezichtje in de linkercirkel en een verdrietig gezichtje in de rechter. ‘U, mevrouw Hel,’ ging hij onverstoorbaar verder, ‘laat zich maar wat graag op de grond vallen’.
Hilda had graag tegengas gegeven, maar langzaam maar zeker bekroop haar het gevoel dat ze niet geheel onterecht in het beklaagdenbankje zat.
‘Dat u uw grootvader hebt moeten verliezen vond ik zeer spijtig, dat heb ik u gezegd en dat meende ik oprecht. Maar laten we vooral niet doen alsof het uw grootvader was die ervoor zorgde dat u de toets niet kon maken, in plaats van het feit dat u het vertikt hebt om op tijd te beginnen met leren’.
Hilda voelde zich steeds kleiner worden achter haar tafel in een klaslokaal dat op zijn beurt steeds groter leek te worden.
‘U gebruikt de gebeurtenissen in uw leven om uw tekortkomingen te verbloemen. Het was niet ik die uw grootvader reduceerde tot een smoesje, mevrouw Hel, dat was u zelf.’
Het voelde alsof ze zojuist een klap in haar gezicht had gekregen. Ze was woest, maar op wie wist ze even niet zo goed meer, al was het natuurlijk lekker makkelijk om te besluiten dat Kalk gewoon een enorme klootzak was. Ze wilde daar vol overgave in geloven, maar haar gevoel stond het niet toe. Aarzelend stak ze nogmaals haar hand op.
Meneer Kalk knikte.
‘U zegt dat er twee soorten mensen zijn met pech. Maar hoe zit het dan met mensen die altijd mazzel hebben?’
Meneer Kalk legde zijn krijtje terug op de rand van het schoolbord en liet zich zakken in zijn lederen stoel.
‘Lieve Hilda…je begrijpt het écht niet he?’
De verandering in zijn toon deed haar ogen branden. Deze tiran mocht nu niet ineens aardig gaan doen. Ze moest hem haten!
‘Ik zal niet beweren dat het leven in balans is. Er zijn mensen die geboren zijn voor pech en er zijn mensen die het geluk aan hun kont hebben hangen’. Hilda stelde zich even voor hoe dat eruit moest zien.
‘Waar het om gaat, is dat je het leven niet moet laten sturen door wat je overkomt. Jij moet aan het roer staan, jij bepaalt de koers en niet een of andere toevalligheid. Het draait allemaal om hoe je omgaat met de dingen die het leven je in de maag splitst.’
Inmiddels leverde Hilda een flink gevecht tegen haar tranen, eentje die ze vastbesloten was te winnen.
‘Natuurlijk is het overlijden van je grootvader een reden om van slag te zijn. En als je aan de bel had getrokken, hadden we een oplossing gezocht. Maar jij zag in die ‘pech’ een uitweg. Een manier om je aan je verantwoordelijkheden te onttrekken. Het enige dat ik je heb willen bijbrengen is dat het leven niet wijkt voor jouw ellende als jij je verantwoordelijkheid niet neemt. Je klaarstomen voor de harde realiteit, dat is mijn taak als leraar.’
Hilda keek op van haar tafel en bekeek het gezicht van meneer Kalk. Ze vroeg zich af of zijn uitdrukking nu daadwerkelijk was veranderd, of dat het slechts haar projectie was, zoals ze dat ook bij de hemel van Michael had gedaan.
‘Goed,’ vervolgde meneer Kalk, ‘ben je dan nu klaar voor het examen?’
Hilda knikte terwijl ze de overwonnen tranen uit haar ogen veegde, als een klein meisje dat net van haar fiets was gevallen. Al was het dan in dit geval een voetstuk.
Hoofdstuk 3 – Deel 3
Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook