Zonder Grimbergen werd het ineens een stuk minder gezellig tijdens de les. Zijn vervanger was al snel gevonden in de vorm van meneer Kalk, die tijdens zijn introductie nog heel sympathiek had geleken, maar al snel Hilda’s ergste nachtmerrie bleek. Nu was dat niet helemaal waar, want in de ergste nachtmerrie die ze ooit had gehad, stond ze in haar ondergoed in de finale van een spellingwedstrijd tegenover een flink grijzende hoogleraar Nederlands (ook in z’n ondergoed), waarbij ze niet wist of ze zich meer stoorde aan zijn zachte G, of zijn harde P.
Hoe dan ook, de komst van meneer Kalk betekende het einde van de ontspannen scheikundeles, want meneer Kalk had een missie:
Iedereen.
Laten.
Slagen.
Had meneer Kalk de kans gehad om vooraf de cijferlijst van Hilda te zien, dan had hij die missie misschien wat bijgesteld, want ze stond er nu niet bepaald rooskleurig voor. Maar de missie was er en helaas voor Hilda geloofde Kalk niet in onmogelijk, oftewel vanaf de dag dat hij voor de klas verscheen, werd haar het vuur aan de schenen gelegd.
‘Stilte!’ hoorde ze zijn harde stem nog helder in haar herinnering klinken door het klaslokaal.
En nog een keer ‘Stilte!’
Het duurde even voordat Hilda doorhad dat de stem niet voortkwam uit haar herinnering, maar daadwerkelijk de ruimte vulde waar ze nu in stond.
‘Meneer Kalk?’ vroeg ze verbaasd. Ze wist dat het inmiddels vijftien jaar verder was, maar ze had toch verwacht – of gehoopt – dat meneer Grimbergen degene was die haar zou komen verwelkomen. In wat voor hemel word je verwelkomd door iemand aan wie je een pesthekel hebt, vroeg ze zich af.
‘U zult ook eens niet de enige zijn die de essentie van stilte niet begrijpt, mevrouw Hel,’ zei haar plaaggeest terwijl hij door de deur van het klaslokaal kwam gewandeld. ‘Waarom zit u niet op uw stoel?’
Hilda voelde zich direct weer zeventien, en ging op haar stoel zitten zonder iets te zeggen. Op haar tafel lag een vel papier met daarboven in grote letters Examen.
Ze aarzelde een paar seconden, maar stak toch haar vinger op. ‘Eh, waar gaat dit examen precies over?’
Meneer Kalk, die inmiddels plaats had genomen achter zijn grote houten bureau, keek streng over de rand van zijn bril – varifocus was nog niet heel hot in het jaar 2000.
‘Over alles dat u geleerd hebt daarbeneden natuurlijk, wat anders?’
Hilda haalde haar schouders op.
‘U hebt toch wel geleerd mevrouw Hel, of niet?’
‘Eh, nou…’ stamelde Hilda.
‘Hm?’ bromde Kalk over zijn bril heen.
Best een pittige vraag eigenlijk. Had ze daar beneden iets geleerd?
‘Om eerlijk te zijn,’ verzamelde ze al haar moed, ‘vind ik dit allemaal een beetje overweldigend. Ik ben net aangereden door een tram en eerlijk gezegd weet ik niet of ik al in staat ben om nu een examen af te leggen. Dat begrijpt u toch wel?’ Ze wierp hem haar meest onschuldige glimlach toe, al wist ze dat hij daar absoluut niet gevoelig voor was. Meneer Kalk was óf homo, óf zeer bijziend, had ze al jaren geleden besloten.
‘Dat dacht ik al,’ antwoordde meneer Kalk, ‘daar hebben we de smoesjes weer’.
De opmerking deed Hilda’s bloed koken, want ze wist precies waar hij het over had. Het was vier maanden voor het examen geweest en op maandag stond er een belangrijke toets in de planning, eentje die een aanzienlijk onderdeel zou uitmaken van het eindcijfer. De dinsdag ervoor was Hilda’s opa overleden en laat dat nu nét de dag zijn geweest waarop ze had willen beginnen met leren. Het verdriet was echt, haar opa was haar grote vriend en ook al wisten ze al een jaar of vijf dat de ziekte het uiteindelijk van hem zou gaan winnen, kwam het afscheid toch nog redelijk onverwacht. Ze kon zich troosten met de gedachte dat hij nu misschien eindelijk weer bij zijn vrouw was – haar oma was al lang voor haar geboorte overleden – maar dat hielp haar niet bij het leren.
Om de toets maakte ze zich geen zorgen, meneer Kalk had vast wel wat menselijkheid in zich. Maar toen ze zich op de ochtend van de toets meldde met de mededeling dat ze niet had kunnen leren, overhandigde hij haar de toets en zei glashard dat hij met haar meeleefde, maar dat ze het schooljaar echt niet zou kunnen redden met smoesjes.
Smoesjes. Haar dode opa was gereduceerd tot een smoesje. Tot op dat moment had ze meneer Kalk niet gemogen, maar daarna had ze hem oprecht gehaat, terwijl zij altijd de betweter was geweest die iedereen vertelde dat haat een negatieve emotie is die geen plaats hoort te hebben in je hart.
En óf haat een plaats had.
Sterker nog, de haat voor meneer Kalk had een gouden troon met roodfluwelen kussentjes en en massagefunctie.
Terecht vond ze zelf, want het was zijn schuld geweest dat ze de toets had verknald, zijn schuld geweest dat het examen daardoor een onmogelijke opgave werd en dus ook zijn schuld dat ze Cartouche niet in de ogen kon kijken tijdens het examenfeest. Een heel jaar in de prullenbak, omdat haar opa een smoesje was.
En nu durfde hij het haar gewoon nóg een keer te zeggen. Dode Kalk was geen spatje aardiger dan levende kalk.
Het allerliefst had Hilda nu uit haar vel gesprongen en hem na al die jaren eindelijk eens de waarheid verteld, maar ze was zich iets te bewust van de positie waarin ze zich bevond. Had meneer Grimbergen hier gestaan, dan had hij haar waarschijnlijk fluitend toegang tot de hemel verschaft. Maar het was meneer Kalk en voor hem was zelfs sterven geen geldige reden om de hemel in te mogen.
Boek, Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 – Deel 2
Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook