***
‘Tot morgen’ zei Hilda terwijl ze de winkel verliet.
Maud maakte een sierlijk handgebaar.
‘Tot morgen,’ antwoordde Flip vrolijk. ‘En vergeet niet vanavond een lekker bad te nemen!’
Hilda knikte, en niet eens uit beleefdheid. Mensen zaten altijd boordevol goede adviezen op dagen dat het minder ging, en dat waren meestal van die adviezen die je met een vriendelijke knik rechtstreeks in de vuilnisbak van je gedachten kon werpen. Maar wanneer Flip iets adviseerde, realiseerde Hilda zich meestal dat het precies was dat ze nodig had. Natuurlijk, een warm bad, een goed boek en chocola was geen extreem wilde gok, maar het was wél precies wat ze nodig had na een dag als deze. Bovendien had ze alle gelegenheid om in bad te gaan, nu Peter niet thuis was. Hij had haar een paar uur geleden opgebeld met de mededeling dat ze hem plotseling nodig hadden op de zaak en als de zaak iets wilde, dan stond Peter uiteraard te trappelen om te gehoorzamen.
‘Maar jij zou koken!’ had ze nog tegengestribbeld.
‘Dat weet ik, maar ik ben er niet en dat kookt heel lastig,’ grapte hij terug, maar Hilda vond het allesbehalve grappig.
Stomme workaholic, dacht ze. En voor wat? Voor een werkgever die al in geen vijf jaar meer een loonsverhoging had gegeven, en die hem op de meest onmogelijke momenten liet opdraven. Dat ze zelf ook op haar werk was terwijl Peter haar belde, had ze voor het gemak maar even genegeerd.
‘Bestel maar een pizza,’ had hij uiteindelijk gezegd, waarna hij zich moest haasten om op tijd te komen.
Het was niet dat Hilda niet van pizza hield, in tegendeel, als er een (werkend) dieet zou zijn dat volledig zou bestaan uit haar favoriete deegsnoep, dan zou zij de eerste zijn om het uit te proberen. Pizzamuffins als ontbijt, pizzaburgers als lunch, als avondeten panpizza en als toetje Ben & Jerry’s, omdat die twee voedselgroepen nu eenmaal met elkaar getrouwd waren. Hilda keek even naar beneden en besloot dat haar benen het bewijs waren van de ineffectiviteit van het pizzadieet.
‘Stel je toch niet zo aan joh,’ had tactische Peter gezegd toen ze krampachtig voorovergebogen voor de spiegel stond om te bewijzen dat haar buik zo sexy was als het opvouwende dak van een cabriolet.
‘Iedereen heeft zulke rollen als ze zo spastisch doen,’ had hij gezegd, maar toen hij dat probeerde aan te tonen bleek dat niet helemaal waar. Peter had geen rol, Peter wás een rol. Toch leek hij er niet mee te zitten. Waar Hilda zich nu al druk maakte om de vraag of ze op het strand straks beter op haar buik kon liggen (want dikke billen) of op haar rug (want dikke buik), plofte Peter straks gewoon op zijn handdoek alsof het hem niets kon schelen dat iedereen kon zien dat ook hij van pizza hield. En waarschijnlijk was dat ook zo. Wat dat betreft moest het toch verdomd handig zijn om een man te zijn, dacht Hilda terwijl ze haar trein zag arriveren.
***
Het liefst was Hilda iets in de stad gaan eten. De warme lentezon had de afgelopen dagen alle sporen van de winter uitgewist, en de mensen hadden de weg naar buiten weer weten te vinden. Niet dat het ooit rustig was in Amsterdam, maar wél een stuk gezelliger wanneer alle terrasstoelen weer van stal waren gehaald. Vroeger kon Hilda uren doorbrengen met haar vriendinnen op het terras, vooral kijkend naar al die anderen en wat ze met hun leven deden. Ze kon zichzelf dan helemaal verliezen in het idee dat iedereen die voorbij kwam lopen een eigen leven had, een huis om naartoe te gaan, een vriendenkring, een hond, een huisspin. En al die mensen, ongeacht waar ze woonden, wie ze kenden of wat ze deden, waren door het lot allemaal samengebracht, hier vandaag, op op dit plein in Amsterdam.
Tegenwoordig zat Hilda eigenlijk nauwelijks meer op een terras, behalve als ze haar vriendinnen van vroeger voor de vierde keer had beloofd dat ze nu écht weer eens een keertje zouden afspreken. Het contact tussen het viertal was enigszins verwaterd, althans, tussen Hilda en de overige drie. De vriendschap gaf haar inmiddels hetzelfde gevoel als zitten op een terras: ze werd geconfronteerd met mensen die het allemaal beter voor elkaar hadden dan zij. Sophie was kinderarts, Lysanne was filiaalmanager geworden bij de Bijenkorf (de failliete vestiging, dat dan weer wel) en Inge had haar studie communicatie wél afgemaakt, en werkte nu bij een PR-bureau dat zo hip was dat Hilda de naam ervan niet kon uitspreken, noch onthouden. Ze zat er zelf dan niet meer graag, toch vond ze het fijn om te lopen op dit soort pleinen vol mensen met een bestemming.
Vandaag was er echter weinig gezelligheid te bespeuren, aangezien de lentezon een dagje plaats had gemaakt voor een regenbui die inmiddels al uren duurde. De treurige pianomuziek uit het Italiaanse restaurant naast haar maakte het al niet veel beter, al gaf het haar wel een vertrouwd gevoel. Het deed Hilda denken aan de zondagmiddagen van vroeger. Ouderwets was haar moeder allerminst, maar op zondag werd er steevast pianogespeeld en werd iedereen verplicht naar de woonkamer gesleurd om te luisteren (godzijdank niet om te zingen). Het had Hilda een grondige hekel aan de zondag bezorgd. Pas nadat haar moeder was overleden had ze die verplichte zondagvoorstellingen op waarde kunnen schatten. Ze betrapte zichzelf er soms op dat ze, zoals nu, even moest blijven staan wanneer ze muziek hoorde die haar aan haar moeder deed denken, omdat het haar even terugbracht naar de momenten die ze vroeger verafschuwde, maar die ze nu maar wat graag opnieuw zou willen beleven.
Ja, Hilda hield enorm van pianomuziek. Maar toen een zwart glimmende Yamaha van vier hoog bijna een einde aan haar leven maakte, deed ze toch maar even een sprong opzij.
Lijn 2 naar Centraal Station bleek echter iets lastiger te ontwijken.
Boek, Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 – Deel 5
Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook