Even was Hilda bang dat de man het zou gaan winnen van de tenger gebouwde Flip, maar met een handige voetbeweging werkte haar collega de worstelende man tegen de grond. Er klonk een naar geluid van metaal op de harde winkeltegels, veroorzaakt door een vallende bril die het gewicht van twee volwassen mannen niet kon dragen.
‘Kijk nou wat je doet, idioot, hoe moet ik zo mijn werk doen?’ bulderde de man tegen Flip, en het verbaasde haar dat haar collega zo rustig bleef. Maar het was dan ook nog lang niet het einde van de maand.
Het duurde een goede vijf minuten voordat de bewaking in de winkel was gearriveerd, en in die tijd leerde Hilda een flink aantal nieuwe scheldwoorden.
‘Nieuwe stoel?’ vroeg Maud gekscherend aan Flip terwijl ze de winkel in kwam gehaast, schijnbaar niet onder de indruk van het agressieve tafereel dat zich op de winkelvloer afspeelde. Ze was nog net op tijd om te zien hoe de man door twee brede bewakers van de grond werd opgetild en op zijn voeten werd gezet alsof het niets was.
De man was inmiddels wat gekalmeerd, maar niet minder onvriendelijk.
‘Wilt u uw zakken legen,’ vroeg de breedste bewaker van de twee.
‘Geen denken aan!’ bitste de man, ‘ik moet er vandoor en als u verstandig bent laat u me gaan’.
‘Ik laat u gaan als u uw zakken hebt geleegd en blijkt dat u niets hebt gestolen,’ vervolgde de man kalmpjes.
‘Gestolen? Waar halen jullie het lef vandaan. Het enige dat ik in mijn zak heb is mijn pieper!’ De man met kraaloogjes – inmiddels zonder bril – haalde met een wild gebaar een klein apparaatje uit zijn zak, en trok daarbij de halve voering van zijn jas mee naar buiten.
Het bleek inderdaad een pieper. Zonder iets te zeggen besloot de bewaker de man te fouilleren, en vond – zoals Hilda inmiddels al begon te vrezen – niets anders in de jaszakken.
‘Ik geloof dat er sprake is van een misverstand,’ zei de brede bewaker rustig, zonder daarbij enige vorm van excuses te tonen in zijn gezicht. Zijn collega stond er maar wat schaapachtig bij te kijken, hij had zich niet verroerd sinds het tweetal was gearriveerd. Het waren net Bassie en Adriaan, maar dan een stuk minder grappig.
‘Een misverstand? Het is een schande!’ bulderde de man. ‘Ik ben opgepiept. Weet u wat dat betekent? Een noodgeval’ ging hij verder zonder op antwoord te wachten. En nu zijn we verdomme een kwartier verder en moet ik eerst naar huis om mijn reservebril op te halen. U gaat hier nog van horen!’ sloot de man zijn betoog af terwijl hij zijn pieper en brilresten uit de handen van de bewaker griste en luid de winkel uit stampte.
‘Meneer, meneer!’ klonk het van achter uit de winkel. Het was Maud, die zich inmiddels van haar jas had ontdaan en kwam aangesneld met een papiertje in haar hand.
De man draaide zich om.
‘Onze excuses voor het ongemak, hier hebt u een bon voor 15% korting op Chanel. Als u ons volgt op Facebook komt daar nog 5% bij. Volgt u ons al op Facebook?’
Als de boze man Superman was geweest, dan was dit het moment geweest waarop hij Maud met zijn ogen in rook had doen opgaan. Maar dat was hij niet, dus daar kwam Maud goed weg en de man verdween uit zicht.
Heel even geloofde Hilda zowaar dat het onhandige goede intenties waren geweest van Maud, maar de glinstering in haar ogen toen ze de winkel weer in kwam lopen, zei genoeg.
Normaal gesproken was dit het moment geweest waarop de twee in lachen uitbarstten, maar Hilda vond er dit keer eerlijk gezegd weinig grappigs aan. Niet eens omdat ze niet wist wat dit voor gevolgen voor hen zou hebben als de man het er inderdaad niet bij liet zitten, maar vooral omdat de hele actie onterecht was geweest. Het enige dat de man in kwestie had gedaan, was een eikel zijn en als Hilda niet zo afgeleid was geweest vandaag, had ze vast gezien dat de man niets had gestolen.
‘Ga het jezelf nou niet kwalijk zitten nemen,’ onderbrak Flip haar gedachten met zijn emotie-radar. ‘Hij had misschien niets gestolen, maar hij gedroeg zich als een enorme lul en dat was de behandeling die hij kreeg. En je weet wat ze zeggen: “Wie een eikel is gebleken, zal z’n bril op de tegels breken”’.
Hilda glimlachte, maar voelde zich nog niet echt beter. Het nare gevoel zou nog de hele dag bij haar blijven, daar kon zelfs het feit dat er die dag maar liefst drie bekende Nederlanders in de winkel kwamen niets aan veranderen. Twee als je Dries Roelvink niet meetelde, want Dries Roelvink.
Wat Hilda vooral dwarszat aan dit incident, was het gevoel dat ze het allemaal al een keer had meegemaakt. Ze kende dit soort mannen, maar had specifiek het gevoel dat ze deze man eerder had gezien en dat ze beter had moeten weten. Het was één van die momenten waarop Hilda intellectueel wel wist dat ze het maar beter kon loslaten, maar dat ze haar hart daar niet van kon overtuigen. Het zou inderdaad een hele lange dag blijken.
Boek, Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 – Deel 4
Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook