Terwijl Hilda een kop thee voor zichzelf inschonk – instinctief had ze kruidenthee gepakt – bladerde ze door de Telegraaf-app op haar telefoon. Tussen het bericht over de aan lager wal geraakte soapie en de voetbalvrouw met nesteldrang viel haar oog op een akelig nieuwtje.
Jongen (16) verongelukt op brommer
Ze vroeg zich af of de kop van het artikel haar ook aan Michael had doen denken als ze niet over hem had gedroomd, maar het bracht haar nu in ieder geval in één klap terug naar die avond waarop ze haar maatje was verloren. Ze kon zich de bibberende stem van haar tante nog zó goed herinneren. Ze had een romantische avond met Peter gepland, en WhatsApp bestond nog niet, dus er waren daadwerkelijk momenten dat haar Nokia niet aan haar handen zat geplakt. Tijdens een hoognodige plaspauze had ze haar telefoon meegegrist en gezien dat ze zes oproepen had gemist van haar tante. Dat betekende niets goeds en ze belde onmiddellijk terug. Zo kwam het dat ze op het toilet moest vernemen dat Michael een ongeluk had gehad met zijn brommer. De stem van haar tante vertelde wat zij niet over haar lippen kon krijgen. Michael was er niet meer. In één klap zat Hilda zonder adem, alsof iemand een rotsblok op haar borstkas had gelegd. In shock hing ze op – zonder iets terug te zeggen – en haastte zich terug naar de woonkamer. Ze ontdekte echter vrij snel waarom het niet zo handig is om te rennen met je broek op je enkels. Hilda had ongetwijfeld hard kunnen lachen om haar onhandige smak op de harde plavuizen, als de situatie niet zo ernstig geweest…en als ze haar bewustzijn niet was verloren.
‘Als je het moeilijk vindt om de aandacht met me te delen, moet je dat gewoon zeggen hoor, je hoeft niet zo’n stunt uit te halen’ had ze Michael grappend horen zeggen vlak voor ze haar ogen opende in het ziekenhuis, maar dat moest het resultaat zijn geweest van de klap tegen haar hoofd, had ze zichzelf voorgehouden. Toen ze haar ogen opendeed, zag ze het bezorgde gezicht van Peter.
‘Michael…hij…’ stamelde ze.
‘Ik heb het gehoord,’ onderbrak Peter haar. ‘Ik vind het verschrikkelijk, ik weet wat hij voor je betekende. Maar hoe voel je je? Je hebt een rotklap gemaakt.
‘Wat is er precies gebeurd?’ negeerde Hilda zijn vraag.
‘Je zat op de wc, en toen kwam je…’
‘Nee druif, met Michael,’ bitste ze, omdat de sufheid van Peter nu een keertje niet heel schattig was.
‘Tegen een muur aangeknald met z’n brommer’.
Hilda probeerde rechtop te gaan zitten in bed, maar de scherpe pijn in haar hoofd gebood haar om te blijven liggen.
‘Serieus? Tegen een muur?’
Peter haalde z’n schouders op.
‘Die jongen rijdt al op die brommer sinds hij dertien is, dan rijd je toch niet zomaar tegen een muur?’
‘Misschien moeten we het er nu niet over hebben,’ probeerde Peter het onderwerp te veranderen, maar Hilda wilde antwoord.
‘Kom op Peter,’ Michael was geen prutser in het verkeer, dat weet jij ook, wat is er gebeurd?’
‘Drugs’ mompelde Peter.
Dat had Hilda natuurlijk kunnen raden. Michael was vaker stoned dan niet, maar niet als hij op zijn brommer weg moest, hij was verstandiger dan dat.
Alsof Peter haar gedachten kon lezen, vulde hij aan: ‘Precies weten ze het niet. Hij had iets anders geslikt, en ging vervolgens helemaal uit zijn plaat. Het laatste dat ze hem hoorden roepen was “Zweinstein, ik kom eraan!” en, nouja, toen die muur. En geen helm. Hij was op slag dood.’
Dood. Wat een verschrikkelijk woord, dacht Hilda. Het woord zelf alleen al zag eruit als een grafkist.
Destijds had ze er allesbehalve om kunnen lachen, maar nu, dertien jaar en heel wat ‘normale’ sterfgevallen later zag ze er de humor wel van in. Michael had nog lang niet mogen gaan, maar hij ging in ieder geval precies zoals hij was, absurd, lachwekkend, maar vol overtuiging. Hilda dacht aan haar droom en aan hoe fijn ze het had gevonden om Michael weer even te zien en te spreken, ook al was het dan niet echt. Misschien zou het toch maar beter zijn als er écht een hemel was. Het verbaasde haar overigens dat ze in haar droom alleen maar bezig was geweest met haar eigen verbazing en verwondering en Michael helemaal niet de dingen had gevraagd en gezegd die haar al die jaren hadden dwarsgezeten. Dat ze hem niet had bedankt voor al die keren dat hij haar had beschermd, op school en daarbuiten en voor al die keren dat ze haar, ietwat dramatische, hart bij hem had mogen luchten. Maar vooral ook dat ze niet haar excuses had aangeboden voor het feit dat ze hém niet had kunnen beschermen, niet tegen de buitenwereld, maar vooral tegen zichzelf. De avond van zijn ongeluk had Hilda eigenlijk met hém afgesproken, maar kalverliefde won het van familie en het werd een filmavondje met Peter. Als ze zich aan het oorspronkelijke plan had gehouden, dan was Michael er nog geweest. Ergens had ze dat Peter altijd kwalijk genomen, al wist ze natuurlijk ook wel dat het allesbehalve zijn schuld was.
Hilda werd uit haar gedachten opgeschrikt door een stel kwakende eenden, hetgeen betekende dat haar telefoon haar liet weten dat het tijd was om naar haar werk te gaan. Terwijl ze haar fietssleutels van tafel griste dacht ze nog heel even aan haar bizarre droom. Daarna trok ze de deur achter zich dicht. ‘Genoeg’.
Boek, Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 – Deel 2
Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook