Hoofdstuk 1 – Deel 1

Vind je dit gedicht mooi?Deel het op Facebook

hildaclaimer
Ja, Hilda hield enorm van piano’s. Maar toen een zwart glimmende Yamaha van vier hoog in één klap een einde aan haar leven maakte, was ze toch iets minder enthousiast.
‘Sorry,’ riep de verhuismeneer nog van boven.
Hilda baalde. Dit was niet hoe ze haar einde voor zich had gezien. Ze was voorbestemd om gelukkig te sterven. Vrolijk meezingend op haar favoriete liedje, op een van de mooiste dagen van haar leven. Niet op een regenachtige zondagmiddag onder een piano met al deze woede in haar lijf.
Ze voelde zich… Ze voelde zich? Dat was opmerkelijk, want ze kon dit onmogelijk hebben overleefd.
Plotseling herinnerde ze zich een scene uit Ghost, de favoriete film van haar moeder. Ze zou rechtop gaan zitten, en dan zou ze haar eigen lichaam zien. Nog een reden om te balen; had ze eindelijk de kans om zichzelf te zien zoals de rest van de wereld haar zag, lag er een piano op haar hoofd. Zonde van de make-up.
Voorzichtig krabbelde Hilda overeind, haar ogen gesloten en hoofd naar beneden om het onvermijdelijke einde niet te hoeven zien. Even overwoog ze haar handen op haar oren te plaatsen om niet geconfronteerd te worden met het geluid van gillende mensen die – uiteraard in shock – wat selfies kwamen nemen met haar lijk, maar ze realiseerde zich dat ze helemaal niets hoorde. Geen gegil, straatgeluiden, helemaal niets. Voorzichtig opende ze haar ogen een heel klein beetje.
‘Hallo? Gaat het?’ hoorde ze een vaag bekende stem.
Door het kleine kiertje van haar oogleden zag ze hoe een jongen met rastakapsel voorovergeboven voor haar stond, in een poging om haar in de ogen te kijken.
Hilda opende haar ogen.
‘Hilda, serieus? Ben jij het?’ vroeg de jongen. ‘Wat goed om je te zien!’
Hij vloog haar om de hals. ‘Al is het natuurlijk balen dat je hier bent,’ voegde hij er iets ingetogener aan toe.
Als Hilda nog niet overtuigd was geweest dat ze dood was, dan was ze het nu wel. Dit was Michael, haar neef, en een ontzettende stoner. En al dertien jaar ontzettend dood.
Ze wist niet goed hoe ze moest reageren. Het liefst zou ze zich overgeven aan een stortvloed van emoties, maar ze had te veel vragen en te veel adrenaline in haar lijf om daaraan toe te geven.
‘Dus dit is…’
‘De hemel?’ vulde Michael haar aan. ‘Nee, dat denkt iedereen. Dit is de ontvangsthal.’
Hilda fronste.
Schouderophalend zei Michael: ‘Je wandelt bij de dokter toch ook niet meteen het kantoor binnen?’
Ze keek even om zich heen. Stiekem was ze blij dat dit niet de hemel was. Het was niet dat ze niet hield van discovloeren, wietplanten en grote stofhappende banken met etensresten erop, maar ze zag het bepaald niet zitten om daar de rest van haar dood te slijten.
‘Je hebt er een interessante toko van gemaakt!’ hoorde ze Michael zeggen.
‘Ik? Dit is jouw plek toch, of niet?’ antwoordde ze verbolgen.
‘Ja en nee,’ antwoordde Michael. ‘Het spannendste aan mensen hier verwelkomen is niet zozeer wie het is, maar vooral wat voor beeld die persoon van je heeft.’
‘Dus je wil zeggen.’
‘…dat je mij ziet als een blowende hippie die het niet zo nauw neemt met hygiëne. Dat is de ontvangsthal die je voor me hebt gecreëerd’.
Hilda voelde het bloed naar haar niet bestaande hoofd stijgen.
‘En daar heb je volkomen gelijk in,’ stelde Michael haar gerust. ‘Kom mee, we hebben nog genoeg te bespreken.’
Michael gebaarde haar hem te volgen, en aangezien hij meer leek te weten van deze plek dan zij, besloot ze dat te doen.
In een hemel had Hilda nooit echt geloofd, maar wanneer ze zich er een voorstelling van probeerde te maken, dan ging ze toch voor iets clichématigers, met wolken, grote gouden poorten en natuurlijk de man met de gouden ring boven zijn hoofd. Op dat hoofd bevond zich in haar voorstelling geen rastakapsel.
Ze observeerde Michael terwijl hij zich een weg baande naar één van de twee grote banken – godzijdank de bank zónder pizzavlekken – tussen een oerwoud van Bob Marley-LP’s op de grond en een verdwaalde lavalamp.
‘Ik mis wel een beetje UB40 op de vloer hoor,’ grapte Michael.
Hilda besloot om er niets op te zeggen, ietwat geïntimideerd door haar eigen onbewuste oppervlakkigheid.
‘Ga zitten,’ gebood hij haar vriendelijk. ‘Wil je iets te drinken? Kopje hasj-thee of cannabiskoffie?’
Blijkbaar keek ze net zo benauwd als ze zich voelde, want Michael bond een beetje in. ‘Het spijt me’, zei hij. ‘Ik vergeet altijd dat dit best een heftige ervaring is. Doodgaan en zo.’
Hilda knikte instemmend.
‘Ik zal je even kort uitleggen hoe het gaat,’ kwam Michael ter zake. ‘Je bent hier voor je intakegesprek. Ik stel je een aantal vragen, daar geef je eerlijk antwoord op, en als alles in orde is mag je door de poort. Het is allemaal niet zo ingewikkeld.’
‘Als alles in orde is?’
‘Ja, maar laten we niet op de zaken vooruitlopen,’ stelde hij haar geenszins gerust.
Hilda vroeg hem om een kopje thee, en tot haar verbazing vertrok hij naar de keuken om dit voor haar te maken. Ze had toch op z’n minst verwacht dat hij in zijn vingers zou knippen om het op magische wijze te laten verschijnen.
Terwijl ze om zich heen keek, zag ze tussen de chaos steeds meer elementen in de kamer die haar aan de Michael deden denken die ze kende. Tegen de muur leunde het kleine rode brommertje waarop hij altijd zijn werk deed, al wist niemand wat dat ‘werk’ precies was. De oude televisie van zijn opa, waar hij zo trots op was, zo’n grote houten met van die draaiknoppen en een ronde beeldbuis. De ingelijste poster van Woodstock, waar hij met zijn negentien jaar veel te jong voor was geweest, maar waar hij met zoveel passie over sprak dat je zou zweren dat hij erbij was geweest.
Negentien jaar. Michael en zij hadden toch écht dezelfde leeftijd, dus dat zou hem nu 32 maken, maar zijn gezicht was ergens tussen die twee leeftijden in blijven steken.
Michael kwam terug met de thee – kruidenthee uiteraard – en hij nam plaats tegenover Hilda, op de viezige bank. Op de rode salontafel tussen hen in lag een flinke stapel papier.
‘Moeten we echtdie hele stapel door?’ riep ze met tegenzin.
Michael keek op. ‘Nee, geen zorgen, het zijn maar drie velletjes met vragen. De rest is de handleiding.’
‘De hemel heeft een handleiding?’
‘Jouw hemel blijkbaar wel!’ antwoordde Michael met een grijns, terwijl hij drie dikke kabels haar over zijn schouder wierp.


Verder naar deel 2.
Reserveer De zeven hemels van Hilda Hel alvast hier

Plaats een reactie

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00